Een bijdrage tot de statistiek
Op elke honderd mensen
zijn er tweeënvijftig
die alles beter weten,
onzeker van elke stap –
bijna de hele rest,
bereid om te helpen,
als het niet te lang duurt
– wel negenenveertig,
de goedheid zelve,
omdat ze niet anders kunnen,
-vier, nou, misschien vijf,
in staat tot bewondering zonder afgunst
– achttien,
leven er in voortdurende angst
voor iemand of iets
– zevenenzeventig,
hebben er talent om gelukkig te zijn
– ruim twintig, hoogstens,
zijn als individu ongevaarlijk,
maar slaan los in de massa,
– in elk geval meer dan de helft,
zijn wreed,
als de omstandigheden hen dwingen,
– hoeveel kun je beter niet weten,
ook niet bij benadering,
verstandig als het te laat is
– niet veel meer
dan voor het te laat is,
willen er van het leven alleen dingen
– veertig
hoewel ik me hier liever vergis,
duiken, een en al pijn, in elkaar
zonder lantaarn in het donker
– drieëntachtig,
vroeg of laat,
verdienen er medelijden
– negenennegentig,
zijn sterfelijk
– honderd op de honderd.
Een getal dat vooralsnog niet verandert.
Wislawa Szymborska