Opkomst van de meritocratie 

Een klassieker voor elk (onderwijs-)mens

 

Je kunt ook weigeren om luizenmoeder te zijn. Ik vind het asociaal om als goed opgeleide vrouw op school luizen te vangen, iets wat elke ongeletterde bijstandstrekker ook zou kunnen doen. Om die reden vind ik dat je als carrièrevrouw niet je eigen kopietjes moet maken of koffie moet halen. Het is diefstal van het bedrijf waarvoor je werkt. En broodroof van de mensen die niet jouw capaciteiten hebben en veroordeeld zijn tot de kopieermachine’ [1].

 

Michael Young was waarschijnlijk chagrijnig geworden van bovenstaand citaat, wat hij in 1958 als satire opschrijft wordt hier in een boek uit 2016 doodleuk voor aanbevelenswaardig gehouden. Een goede aanleiding om nog eens te kijken naar de boodschap van Youngs boek De opkomst van de meritocratie [2].

Met dit boek heeft hij het sleutelbegrip meritocratie gemunt. Het is een tijdperk waarin je maatschappelijke positie wordt bepaald door je eigen verdiensten (merits), daarmee is het de opvolger van de periode waarbij het vooral draait om geboorte en afkomst.  Youngs toekomstbeeld, intelligentie en prestatie bepalen je succes, is ongekend populair geworden in de westerse samenleving, zodanig dat zelfs de omkering: wie succes heeft moet wel verdiensten hebben, als geloofsartikel erkend wordt.

 

Het meritocratisch principe heeft een dominantie die recht evenredig is met het onbegrip voor het erfelijkheidsprincipe. Vrijwel iedereen in de westerse wereld vindt het (nu) een dwaas idee dat je maatschappelijke positie te maken zou hebben met erfelijkheid. Natuurlijk, als een soort buitenaardse attractie hebben we nog wel een koningshuis maar het bijzondere daarvan is dat veel leden zich vooral proberen te ontworstelen aan dat lidmaatschap en juist het leven van een gewone Nederlander ambiëren.

 

Het begrip meritocratie is weliswaar gangbaar geworden, weinigen hebben zijn boek gelezen. Het pamflet vormt geen lofzang op het meritocratisch beginsel, integendeel, het is een dystopisch sprookje [3]. Young wijst erop dat wanneer je het ideaal van gelijke kansen ijzerenheinig uitvoert, ongelijkheid het resultaat is. Het meritocratisch beginsel brengt, net als het erfelijkheidsprincipe, winnaars én verliezers voort.

Kern van het boek

Vanaf het moment dat het idee van gelijkheid van kansen leidend wordt draait het enkel om opleiding, opleiding, opleiding. Verdienste (het product van intelligentie en prestatie) wordt de nieuwe maatstaf voor de maatschappelijke positie. Er wordt daarom heel veel geld in onderwijs gestoken, leerkrachten worden (veel) beter betaald en om te zorgen dat scholieren niet tussentijds verleid worden door de verlokkingen van snel geld ontvangen alle pientere leerlingen een financiële toelage.

 

De gelijkheid van kansen schept echter een nieuwe ongelijkheid. De kloof tussen de hoge en de lage klasse verdiept zich. Maar ditmaal heeft de lage klasse heeft het aan zichzelf te wijten, deze mensen hebben wel de kansen gekregen maar ze zijn gewoon te dom om die kansen te benutten. En zoals vroeger het idee van ongelijke kansen de mythe van de menselijke gelijkheid voedde wordt met het realiseren van gelijke kansen duidelijk dat mensen ongelijk zijn. En dat is nu een wrede constatering geworden, je kunt niet meer zeggen dat je pech (bij de verkeerde ouders geboren) hebt gehad, nee je hebt je kansen gehad. je hebt het helemaal zelf verknald.

 

Gelukkig zijn er veel vervelende en vuile karweitjes op te knappen. Dat kan uitstekend gebeuren door leden uit de lage klasse, dat is helemaal niet erg, zij zijn het gewend en zij vinden het bovendien nog leuk werk ook!

 

Zij voegen zich in de situatie, zij zijn onder gelijken en hebben daarom weinig last van minderwaardigheidsnoties. Zij voelen ook nauwelijks wrok, zij snappen dat zij hun kansen niet benut hebben. En als er al chagrijn is in de lage klasse dan hebben ze niet de vermogens om daar uiting aan te geven, ze missen het inzicht en vernuft om in actie te komen, zonder intelligente leiders vormt de lage klasse een ordeloos gepeupel.

 

De mensen met een hoog IQ hebben de macht. En willen dus die macht ook graag houden. De intelligente klasse trouwt, uiteraard, eerst en vooral met leden uit die klasse. Wanneer er uit deze meritocratische huwelijken onverhoopt toch domme kinderen worden geboren ontstaat er een bijleseconomie. Met alle macht wordt geprobeerd om de prestaties van de zielenpieten omhoog te krikken. Omdat dit instrument niet toereikend is ontstaat er een zwarte markt waar domme baby’s ingeruild kunnen worden voor begaafde kinderen. Ook wordt er speurwerk verricht naar vrouwen die drager zijn van intelligente foetussen, de eerste gevallen van kinderroof zijn inmiddels gerapporteerd.

Onder de gestudeerde vrouwen sluimert onvrede. Zij blijken vatbaar voor het idee van gelijkheid omdat zij zien dat de discriminatie naar sekse nog was blijven bestaan, de ontrechting van de vrouw was als het ware van vrouw op vrouw erfelijk. De onrust in de samenleving zwelt aan wanneer deze groep vrouwen zich verbindt met de onvrede van de lage klasse. Zij worden de aanvoerders van de revolte onder de leuze: gelijkheid van mensen ongeacht hun capaciteiten. 

 

De onderzoeker reist af naar de brandhaarden van de strijd, we schrijven inmiddels 2034, maar we komen de afloop niet te weten: hij komt tijdens de rellen om het leven.

 

Redenen om het boek niet te lezen

Eigenlijk weet ik die niet. Natuurlijk kun je op inhoudelijk terrein noteren dat de grijstinten ontbreken, Young zoomt in op de winnaars en de verliezers, niet op de middengroep, maar mag je dat een satirisch verhaal euvel duiden? Wat is nu leuker dan een boosaardig sprookje te lezen dat je zo aan het denken zet? Nu ja, de prijs misschien. De boekhandel rekent 42,07 Euro voor de hedendaagse papieren uitgave (overigens vind je de tekst ook als gratis pdf).

 

Redenen om het boek te lezen

Het schrijfplezier spat van de bladzijden af, Young laat al in ’58 zien dat je wanneer de werkelijkheid je niet aanstaat,  gewoon de taal kunt veranderen. Zo krijgen we verdelgingsfunctionarissen (rattenvangers), inspecteurs van reinheid en hygiëne (putjesscheppers) en in plaats van ‘arbeiders’ wordt voortaan gesproken over ‘technici’.

 

Alle argumenten voor en tegen vroege selectie van leerlingen, voor en tegen de middenschool, voor en tegen maatschappelijke gelijkheid vind je hier. Mooi is ook de redenering waarom hooggeplaatsten hoge salarissen moeten krijgen: “Natuurlijk moest de elite goed betaald worden, immers de elite is nooit klaar! Hun gehele leven is gewijd aan hun hoge roeping. Wij zijn denkers en wat hebben wij dus nodig? Rust, comfort, langdurige vakanties. Wij vragen dit niet voor onszelf maar dit alles ten bate van de samenleving aan wier dienst ons leven is gewijd”.

Het meritocratische gedachtengoed is gemeengoed geworden, de mantra leren-diploma-loopbaan heeft zich in het hoofd van elke leerling van hoog tot laag genesteld. Young laat zien dat een meritocratie niet de ideale samenleving voortbrengt. Wanneer je Youngs horrorbeeld naast onze samenleving legt zie je veel parallellen: de nadruk op testen en toetsen, de vroegtijdige selectie, de opkomst van de bijleseconomie, de machtspositie van hooggeschoolden in het onderwijs, de media, de politiek en noem maar op. Op basis van opleiding ontstaan er aparte groepen die nauwelijks nog contact met elkaar hebben, de laaggeschoolden zijn weggedrukt naar de economische en sociaal-culturele randen van de maatschappij. Het boek is daarom onontbeerlijk voor een kritische blik op de keerzijden van de meritocratie.

 

 

 

Voetnoten

[1]  Zwagerman, M. (2016). Kluitjesvolk. Het hoeft niet! Haarlem: Bertrand en De Leeuw.

[2] Young, M. (1958). The Rise of the Meritocracy, 1870 – 2033. London: Thames and Hudson Ltd.

[3] De titel van de eerste Nederlandse vertaling is De juiste man op de juiste plek. Deze titel ontbeert de ironie die je alleen meekrijgt met de samenvatting: als je veel kan eindig je hoog, als je weinig kan eindig je laag. In 1976 werd het letterlijk vertaald: Opkomst van de meritocratie (1870-2033). De clou is verscholen in de aanduiding van het tijdvak. Vreemd genoeg is in de hedendaagse editie de aanduiding van het tijdvak verdwenen.