Poetry Matters
'De grootste moeilijkheid van het onderwijs is dikwijls niet de klas, maar de onderwijzer’ [1]
Uit protest stuurde een student Nederlands onder het pseudoniem Hugo Walker, het gedicht Helaas in:
Cruijff!
Cruijff!
Cruijff!
Naast.
De opdracht was eigenlijk een modern gedicht te kiezen dat vervolgens op de snijtafel zou belanden. Zijn poëzieliefde was inmiddels ernstig aangetast door zijn weerzin tegen het academisch analyseren van gedichten met vragen over gelaagdheid, techniek en wat de dichter met die-en-die zin nu ‘eigenlijk’ bedoelt. Zijn eigen brouwsel was het baldadige verzet tegen het intellectuele graafwerk. Het oordeel van de professor? Hij had nog nooit van de dichter [2] gehoord, vond het gedicht ‘interessant’ en de typografie ‘opvallend’. [3]
Een poëzieliefhebber is een witte man met bril, grijs haar en rimpels. Dat leerlingen op de middelbare school dit beeld hebben van lezers van gedichten, is niet verrassend. In de les zijn gedichten vooral afkomstig van dode dichters. Docenten zeggen dat zij poëzie erg belangrijk vinden maar in de praktijk lezen ze bar weinig moderne dichters, poëzie in het schoollokaal is saai en stoffig. Ook de docenten zelf zijn ontevreden over hun poëzieonderwijs. [4]
Poëzie wordt met regelmaat doodverklaard. Oplages van dichtbundels zijn bijna verwaarloosbaar, het lezen van gedichten lijkt verworden tot een elitaire hobby van een literair kartel. De dichter verzucht:
[…] sinds een maand
of drie geloof ik meer en meer dat poëzie
geen vorm van naastenliefde is. Eerder een ziekte
die je met een handvol hopeloze idioten deelt […] [5]
Als gedichten je niet het gevoel geven dat je dom bent
In het echte leven is de poëzie springlevend. Wanneer het leven ons de adem bijkans beneemt, grijpen we naar de kracht van woorden. Angst, woede, krenking, gedachten die rondspoken in het hoofd vinden hun weg in geheime krabbels en dagboeken. Of andersom, zinnen van dichters die aanspreken omdat ze een gevoel van herkenning geven, een bevrijdend besef dat er iemand is die hetzelfde voelt.
Na de aanslag op de Twin Towers vroeg de brandweerchef tijdens een persconferentie aandacht voor zijn verzoek, hij smeekte iedereen te stoppen met gedichten te sturen, de kazerne werd bedolven onder de postzakken. [6] Op momenten dat het erom gaat, bij geboorte, doodgaan en ceremonies die daar tussenin zitten, wordt gezocht naar woorden die mensen raken. Gedichten worden op internet gezocht en massaal gedeeld via sociale media compleet met foto’s van dichterlijke tatoeages, kussenslopen, overlijdensadvertenties en ga zo maar door. Het aloude idee dat poëzie zich bevindt in boeken is een groot misverstand.
De grootste club poëziefans bevindt zich op Instagram. De koningin van de instapoetry, de Canadese Rupi Kaur is mede dankzij posts van Khloé Kardashian en Beyoncé mateloos populair. Van haar bundel milk and honey zijn er vijf miljoen exemplaren verkocht. Die populariteit geldt ook voor teksten waarin rapper XXXTentacion verhaalt over zijn wanhoop, gewelddadige demonen en depressies. Zijn fans interesseren zich niet voor boeken maar voelen de innerlijke worstelingen van de rapper, elk woord dat hij schrijft, rapt, zingt, brult, schreeuwt urgentie. Wanneer je de wereld van het boek verlaat, ontdek je opeens veel poëzieliefhebbers. [7]
Is urgentie een voldoende verklaring voor die populariteit? Is het dat deze gedichten over herkenbare gevoelens gaan? Of is juist essentieel dat deze gedichten een directe zeggingskracht hebben en geen geologisch onderzoek vereisen naar de gelaagdheid? Dat het bevrijdend werkt wanneer gedichten je niet het gevoel geven dom te zijn?
Bij de inauguratie van Biden was er een belangrijke rol voor de schrijfster Amanda Gorman, een 22-jarige zwarte schrijver: ‘If we merge mercy with might,/ and might with right,/ then love becomes our legacy/ and change our children’s birthright.’ Sommige poëzieboa’s mogen dan wel kritisch zijn op haar tekst, [8] zij klonk als het nichtje van Martin Luther King en de woorden die zij gaf aan het gevoel van hoop, waren voor iedereen te volgen.
‘Ik wil niet lezen, ik wil leven!’ [9]
Kinderen die niet goed leren lezen, leerlingen die teksten in schoolboeken niet begrijpen, achteruit hollende leesmotivatie onder jongeren; de cijfers kleuren rood en de lijnen in grafieken wijzen consequent naar beneden. [10] Kinderen tiktokken, youtuben of gamen liever dan dat ze lezen. En ook in het hoger onderwijs is netflixen belangrijker dan lezen. Onlangs legde een student (zelf hartstochtelijk lezeres) uit dat zelfs onder studenten bij cultureel angehauchte opleidingen, het boek een perifere positie inneemt. Behalve natuurlijk wanneer het om een plaatje gaat dat indruk kan maken: een selfie in Parijs met een iconisch boek als Ulysses. Zoveel status heeft het boek nog wel dat je met zo’n plaatje eer inlegt. [11]
Natuurlijk roept dit een reactie op. Zo is er, met inbegrip van het ministerie van onderwijs een heuse Leescoalitie geformeerd met een groot aantal organisaties, die roept dat het tij gekeerd dient te worden. Zij pleit voor een ambitieus leesoffensief waarbij alle kaarten op het bevorderen van leesplezier worden gezet.[12] Is dat de oplossing? Lijkt dat niet op iemand die als een soort Jehovagetuige bij de deur van McDonalds een pleidooi voor groenten staat te houden? Goedbedoelde preken dat lezen zo fijn en belangrijk is. Maar laat je preken niet vooral langs je heen gaan, smachtend naar het verlossende einde?
Is lezen wel zo leuk? Er zijn genoeg boeken die niet goed geschreven zijn, cliché op cliché stapelen, of zo complex zijn dat je je er door heen moet worstelen. Lezen is een asociale activiteit, het vraagt concentratievermogen, tijd en rust om je mee te laten nemen naar een andere wereld en je te verplaatsen in personages, of juist om je tegen af te zetten. [13] Het vraagt een protestantsachtige soberheid door in plaats van gemakzuchtige beeldconsumptie te investeren in het lezen van een boek waarvan je pas later, misschien, de revenuen plukt. Bij een boek lever je je uit aan een urenlange monoloog van een ander, van hoeveel mensen kun je dit verdragen? Elke lezer weet: leesplezier is niet gegarandeerd. Het is daarom behoorlijk riskant om tegen kinderen te zeggen dat lezen leuk, spannend, grappig is terwijl ook een ervaren lezer wel eens verzucht dat er boeken zijn waar je, hoe hoog ze ook gewaardeerd zijn, niet door heen komt.
Taal is alles
In 2019 verscheen een schokkend rapport van de onderwijsinspectie. De harde conclusies waren zorgvuldig verstopt in een rapport dat eigenlijk over dyslexie ging. [14] Bij de zoektocht naar mogelijke verklaringen naar de hausse in dyslexieverklaringen beschrijft de inspectie het protocol taalonderwijs dat vrijwel alle scholen hanteren. De inspectie rapporteert dat veel scholen deze werkwijze gebrekkig uitvoeren en dat de kwaliteit vaak onder de maat is. Het eindoordeel van de inspectie is onthutsend: het taalonderwijs is bij de helft van alle scholen ondeugdelijk. Is het vreemd dat een kwart van alle leerlingen die de basisschool verlaten, niet goed kan lezen? De minister verschuilt zich in het leesoffensief niet alleen achter een hele trits van clubs die allerlei lovenswaardige leesinitiatieven ontwikkelen maar kiest vooral in de vlucht naar voren: de ontwikkeling van een nieuw nationaal curriculum. Alsof het probleem niet is ontstaan door falend taalonderwijs, scholen die niet doen wat ze moeten doen.
Lezen is essentieel voor het functioneren van de mens. Op je derde mag je dan al flink kunnen swipen, goed leren lezen vergt tijd en training. De school is er voor om de techniek van het lezen onder de knie te krijgen, te oefenen met het begrijpen van teksten en met het kennismaken met de literatuur. Maar kom dan niet op de proppen met ‘Lezen is leuk’ of ‘Lezen is goed voor je’ wanneer het taalonderwijs op veel scholen niet deugt en een groot deel van de kinderen überhaupt niet goed leert lezen.
Poetry Matters
In het begin is er de liefde voor poëzie, de kleuter die de kracht van rijm ontdekt, het lachen om taalgrapjes en tegendraadsheid in gedichten. Kinderen en poëzie gaan goed samen, het zijn de volwassenen die meestal de drempels opwerpen. [15] Op de middelbare school scheiden de wegen: de scholier vlucht in songteksten, raps, graffititags, taal die zorgvuldig buiten de schoolmuren blijft. De schoolmeester kiest voor oude gedichten en poogt de leerlingen aan te zetten tot het kraken van de code. Poëzie is een daad maar op school vaak de verkeerde: het gedicht als probleem.
De school is de uitgelezen plek om de leerling te begeleiden in de onuitputtelijke wereld van verhalen. Met docenten die de bruisende wereld van raps, spoken word en instapoetry binnen de schoolmuren halen en het gedicht niet als kluis maar als de herkenbare verwoording van gevoelens presenteren. [16] Er ligt voor iedereen een verhaal te wachten, maar er moet wel een docent zijn om je wegwijs te maken. [17]
Niet altijd is er een moeizame beklimming nodig om in een literair hemeltje te komen. Light verse en instapoetry zijn vormen van perfecte instapliteratuur, niet hoogdravend of onbegrijpelijk, maar taal die liefde voor gedichten en taalkunst aanwakkert. [18] Weg van de cryptogrambenadering gloort het ideaal, de verheffing van de leerling die de docent doet beseffen: ‘Wat kunnen wij schoolmeesters toch strooien met stukjes geluk’. [19]
###
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in het themanummer Lezen van Remediaal. Vaktijdschrift voor Educational Needs in VO en BVE. Jaargang 21, no. 2/3.
[1] De uitspraak is ontleend aan de flaptekst van de Prisma-uitgave uit 1956 van Barend Wels, de eerste roman (1908) van Theo Thijssen. De roman verhaalt over de ontwikkeling van de onderwijzer Barend Wels die als een pedante hark met lesgeven begint. Hij gedraagt zich als een klein tirannetje, en ziet in het driftig orde houden de hoogste top van het onderwijs. Gaandeweg leert hij in te zien dat hij er helemaal en volkomen naast zat. Aan het eind van het boek gloort het echte onderwijzerschap.
[2] Hugo Walker was voetbalverslaggever tussen 1968 en 2000. Zijn commentaar bestond voor een belangrijk deel uit het uitkreten van namen van spelers in allerlei toonklanken.
[3] De student is Matthijs van Nieuwstadt. Hij haalt de anekdote op in De Volkskrant van 9 oktober 2020.
[4] Ontleend aan het onderzoek van Jeroen Dera Poëzie in het onderwijs. Postacademische cursus Recente Nederlandse en Vlaamse letterkunde, Radboud Universiteit Nijmegen, 2021.
[5] Wigman, M. (2001). Passage uit het gedicht ‘Misverstand’ uit de bundel Zwart als kaviaar. Amsterdam: Bert Bakker.
[6] Ontleend aan: Deckwitz, E. (2020). Dit gaat niet over grasmaaien. Hoe lees je poëzie. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Pluim.
[7] Van der Starre, K.( 2021). Poëzie buiten het boek. De circulatie en het gebruik van Poëzie. Universiteit Utrecht. En: Van der Starre, K. (2017). Poëzie in Nederland: Een onderzoek naar hoe vaak en op welke manieren volwassenen in Nederland in aanraking komen met poëzie. Amsterdam: Stichting Lezen.
[8] Bijvoorbeeld Coen Peppelenbos in zijn column ‘De kracht van clichés’ (24 januari 2021) in Tzum, literair weblog.
[9] Uitroep van Panda (‘bijna zestien’) in Het leven is verrukkulluk (1961) van Remco Campert.
[10] Een samenvatting van relevante cijfers is te vinden in: Boot, L (e.a. 2020). Succesverhaal: Ontdek Het nieuwe lezen. ’s Hertogenbosch: Uitgeverij Blink.
[11] Ontleend aan ‘Waarom jongeren minder lezen (en niet omdat ze er te lui voor zijn)’ van Charlotte Remarque in De Volkskrant van 18 september 2020.
[12] Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2019). Kamerbrief over leesoffensief, 3 december 2019.
[13] Dat geldt helemaal wanneer lezen gecombineerd wordt met eten, zie de column ‘Eetlezen’ in: Campert, R. (1987). Eetlezen. Amsterdam: De Bezige Bij.
[14] Inspectie van het Onderwijs (2019). Dyslexieverklaringen. Verschillen tussen scholen nader bekeken. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
[15] Ingmar Heytze in een interview in Trouw van 13 februari 2021.
[16] Voor veel jongeren is Don Juan Lul van Lévi Weemoedt herkenbaar: ‘k Kan niet lezen en niet schrijven./ ‘k Ben de langzaamste in vlijt./ Maar het allerdroevigst ben ik/ In sociale vaardigheid.
[17] Boogers, A. (2018). Lang leve de lezer. Manifest. Amsterdam: Podium.
[18] Ontleend aan het voorwoord van Akyol in: Weemoedt, L. (2018). Pessimisme kun je leren. De mooiste versjes uitgekozen door Őzcan Akyol. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar.
[19] Thijssen, T. ( 1926, 1979). De gelukkige klas. Amsterdam: G.A. van Oorschot.