De dokter als loodgieter
Denkers & doeners?
Worden dingen beter als je ze anders noemt? In plaats van blind ben je visueel gehandicapt, mankeer je van alles dan ben je niet flink gehandicapt maar heb je allerlei fysieke uitdagingen. Dat schiet natuurlijk niet echt op maar bepaalde etiketten, Mongool!, hebben een bepaalde lading; de vervanging van blank door wit heeft wel wat stof doen opwaaien maar niet te ontkennen is dat blank via de associatie met zuiver een onplezierige kleuring krijgt. En bovendien, wanneer sommige groepen nu geraakt zijn met een bepaalde term waarom zou je niet de moeite doen een ander woord te kiezen?
Nog niet zo lang geleden heeft Marianne Zwagerman de aanval geopend op het tandembegrip hoog- en laagopgeleiden. De term laagopgeleiden suggereert dat we mensen als ‘laag’ wegzetten; dat is volgens haar geheel ten onrechte want ‘wie komt jouw nieuwe keuken installeren, jouw kapotte CV repareren en jouw schoorsteen vegen?’
De scholierenorganisatie LAKS is het hiermee helemaal eens: ‘als je het hebt over lager opgeleid dan zeg je eigenlijk dat iemand met een lagere opleiding lager in de samenleving staat (…).
De ombudsman in Trouw erkent dat berichten over hoog- en laagopgeleiden het risico kunnen hebben dat media onbedoeld meewerken aan het versterken van de kloof in de samenleving, het helpt mee met het stigmatiseren van mensen, veelal in bezit van allerlei vakdiploma’s, die met praktisch werk hun brood verdienen. Gevoelsmatig roept de term hoog-/laagopgeleid ergernissen op, er is het gevoel van arrogantie en suprematie of verondersteld intellect versus verondersteld onontwikkeld. En dus mag je daar best rekening mee houden, je kunt, aldus de ombudsman, ook praten over theoretisch en praktisch opgeleiden of over denkers en doeners.
Daar zijn wel wat kanttekeningen bij te maken. Laag opgeleid wil zeggen dat iemand als ‘hoogste’ opleiding basisschool, vmbo, Mbo 1 of Mbo 2 heeft. De vakmensen waar we het over hebben, hebben minimaal Mbo 3 of Mbo 4 en vaak aangevuld met allerhande cursussen. Deze groep is niet laag opgeleid, in de globale verdeling worden zij tot de middengroep gerekend.
Lastiger wordt het om te bepalen wie nu eigenlijk praktisch opgeleid is. Is een advocaat niet een praktisch beroep? Of neem nu een beroep als dokter. Is dat niet (de fraaie definitie is van Sylvia Witteman) een veredelde loodgieter die toevallig het Latijnse woord voor ‘elleboog’ uit zijn hoofd kent?
Ook zit er bij Zwagerman wat populistisch dedain over hoogopgeleiden: ‘wat kunnen die hoogopgeleiden nu eigenlijk? Er zijn zat mensen die theoretisch opgeleid zijn en niets kunnen!’ Dat schiet natuurlijk niet erg op. En bovendien, zijn we niet allemaal denkers en doeners? De automonteur, de tandarts, de fysiotherapeut kijken & denken (hoop ik) voordat zij gaan schroeven, boren of buigen.
De termen hoog-/laagopgeleid verwijzen naar de hoeveelheid formele scholing, daar is geen waardeoordeel aan verbonden. De oorzaak van de gevoelde pijn ligt ergens anders, dat is de eenzijdige zeef op de basisschool. De meetlat van de Citotoets/advies van de basisschool is louter cognitief en maakt een onderscheid tussen leerlingen die goed kunnen leren en die minder goed kunnen leren en op basis van deze selectie volgt de strijd om de ‘hoogste’ opleiding. Wanneer je naast die cognitieve toets ook creatieve/sportieve/technische toetsen zou hebben zou dat veel meer recht doen aan de talenten van alle kinderen en hoeven we ons ook minder druk te maken over hoe we het beestje noemen.