Een roman als ankerpunt in je leven
Bint, de Rietveldstoel van de literatuur (III)
In 1934 verschijnt Bint. Vanaf het begin roept het discussie op: is het een fascistische roman, is het een kritiek op de pedagogiek waarin de leerling centraal staat, of gaat het over de worsteling van een jonge man die zijn seksualiteit ontdekt? De aandacht voor de inhoud dreigt ten koste te gaan voor de kwaliteit van de stijl.
‘Aseksueel? Morgen brengen’
Het boek is ook de coming of age van een jonge man. De Bree onderzoekt leven en werk van Anna Maria van Schurman (1607 – 1678), de eerste vrouwelijke student van Nederland. Zijn keuze voor een studie over deze erudiete vrouw is opmerkelijk. Hij begrijpt niet veel van vrouwen, hij snapt niet wat een vrouw in een man ziet. Hij beschrijft zichzelf als vrijwel aseksueel. Maar het vlees is sterker, Bodewijk noteert: ‘Aseksueel? Morgen brengen’. Eerst is er de afstotelijke werkster wier sensualiteit hem aantrekt. Even later ontmoet hij To Delorm, de enige vrouw in het docentencorps. Hij is onder de indruk van deze vrouw, voelt bewondering voor haar van man tot vrouw. Eenmaal terug op zijn kamer gaat zijn zogenaamde aseksualiteit in de prullenbak.
Er is een parallel tussen Bint en Van Schurman, ook zij ontwikkelt zich tot een zender. Zij schreef over theologie, over het recht op onderwijs voor vrouwen en sprak talloze talen waaronder Hebreeuws, Syrisch en Arabisch. Niet voor niets veroverde zij de reputatie ‘het juweel van de geleerde vrouw’. Daarnaast kreeg zij bekendheid door zich aan te sluiten bij de sekte van de Labadisten. Deze groep streefde naar een zuivere kerk die exclusief was voor ware gelovigen, zij die vrij van zonde waren herboren. Van Schurman was vanaf 1640 betrokken bij deze groep en na het overlijden van de voorman Jean Labadie in 1674 werd zij een van de leiders. De uiterst kleine sekte houdt korte tijd na haar overlijden op te bestaan.
Over de inhoud van De Bree’s lessen komen we niets te weten, hij heeft het vooral druk met temmen. Tijdens de jaarlijkse fietstocht naar Vlaanderen komt de docent in hem naar boven, hij vertelt dat kei- en grindwegen uit de tijd zijn en dat de strijd tussen asfalt en beton gaat, het asfalt wordt door hem volledig afgeserveerd:
‘Het asfalt was kunstmatig. Het strookte niet met de zakelijke eerlijkheid van de tijd. Het had een pretentie, het was geen natuur, het kwam uit de schoonheidswinkel van het verkeer. Het had een kapperslucht. Het was dood gelijk de huid van een opgemaakte vrouw.’
De natuur en de oude historische binnensteden boeien de leerlingen niet, ze zijn daarentegen wel geïnteresseerd in de ammoniakfabriek (!) en zijn niet weg te slaan bij het schilderij De Hel van Jeroen Bosch vol duivels, ondieren en geplaagde mensen.
De Bree kiest bewust voor de school van Bint en ontdekt dat de uitoefening van tucht gekoppeld aan gehoorzaamheid aan het systeem ook inzicht in zichzelf oplevert, hij maakt de keuze om zich verder te ontwikkelen tot historicus en kunstenaar. Hij heeft afstand genomen van zijn vermeende aseksualiteit en onderschrijft nu het idee dat de mens als paar bedoeld is. Zijn onderwijstijd is een bijdrage aan zijn groei tot volwassenheid [1].
Whimpysinger, Klotterbooke en Van der Karbargenbok zitten op het vmbo
Bordewijk draagt het boek op aan ‘zijn rector en zijn staf’. ‘Zijn rector’ was niet zoals je zou denken zijn baas uit zijn docententijd, het was de rector van het Haagse gymnasium waar hij destijds leerling was. Op deze rector is zijn personage Bint gebaseerd, in het verslag van zijn eerste schooldag portretteert hij de man [2]: ‘man van stalen tucht’, ‘hard’, ‘kil’, ‘geen lach’, ‘vrezen en beven’.
Het is fictie, de visie van Bint is een schepping van Bordewijk, de auteur kan dus niet vereenzelvigd worden met de opvattingen van een personage, de ‘ik’ uit het boek is niet identiek aan de schrijver [3]. Bordewijk moet niets hebben van romans met een boodschap: ‘Tendenties zijn iets voor de politiek, de godsdienst, de moraal maar niet in de kunst’. Het is echter wel aannemelijk dat hij het debat over het pedagogische klimaat van die tijd wilde beïnvloeden. In een interview in 1935 [4] licht Bordewijk zijn pedagogische opvattingen toe: de leraar moet een despoot zijn; zijn eigen kinderen stuurt hij overigens naar scholen met milde regimes.
Ook is Bordewijk niet geporteerd voor boeken met een duidelijke kop en staart, hij wil geen gesloten verhaal: ‘Bij mijn boeken is het een vereiste over het boek na te denken, op de laatste bladzijde is er geen oplossing: die moet de lezer zelf vinden, fantaseren’[5]. Bint heeft een open einde, het boek kent een intrinsieke meerduidigheid. Expliciteringen, verklaringen en uitleggerij ziet Bordewijk als knieval voor de gemakzuchtige lezer, de lezer wordt geprikkeld om zelf te denken, te peinzen en te interpreteren. De lezer moet klimmen.
Het boek is, los van zijn literaire kwaliteiten, nog steeds actueel. De leerling centraal of de leraar centraal, karaktervorming of kennis, thema’s die nog steeds de harten en pennen beroeren. En misschien is ook de gedachte dat één pedagogisch klimaat doesn’t fit all juist nu valide. Whimpysinger, Klotterbooke [6] en Van der Karbargenbok bestaan, zij heten nu Murat, El Hadioui en Bzitmi en zitten op het vmbo[7].
‘De taal van de regering is mij een gruwel’
Het is net als bij de Rietveldstoel, je ziet het moderne karakter pas goed als je de stijl vergelijkt met die van tijdgenoten. Bordewijks proza is jazziaans, bondig en ritmisch en tegelijk zijn de typeringen van leerlingen en docenten poëtisch; taal die voortdurend uitnodigt tot herlezen. Bordewijk laat zijn hoofdpersoon reflecteren op het taalgebruik in zijn historische studie: ‘Het was onbenullig […], er waren hier en daar wel goede gedachten maar het was gebrekkig gezegd […]. Hij behoorde tot de tallozen wier geest alle lenigheid verliest als ze de pen hanteren. De pen hanteert hen […]. Als hij jazz kon schrijven in proza, dan zou het gaan.’
In Bint wordt het dagelijks taalgebruik van toen op de hak genomen: ‘Wij moeten de spreekwoordelijke wijdlopigheid van de Nederlander bekampen […]. De taal van de regering, […] de taal van de kranten is mij een gruwel. Wij misbruiken onze taal steeds roekelozer. Wij prostitueren haar. Prostitutie is zedenbederf. Aan zedenbederf gaat een volk onder […] Als wij niet veranderen gaan wij onder aan onze taal, met onze taal’. In een krantenartikel [8] licht hij toe: ‘Versobering, verstrakking zal een eis zijn […]. Het rationele woord moet komen in plaats van het esthetische. […] Het versoberde schriftbeeld is van deze tijd. Minder zetloon, minder papier.’
Bint als ankerpunt in je leven
Misschien is Bint, roman van een zender wel bij uitstek een boek om naar te luisteren, in ieder geval is het een boek voor slowreading. Hedendaagse scholieren ervaren dat het boek zijn karakter niet meteen prijs geeft. Het boek vergt inspanning, Bordewijks stijl, het open einde, de verschillende manieren waarop je de tekst kunt interpreteren; het maakt dat je de tekst verschillende keren wil lezen, luisterend naar het ritme van de taal. Dan wordt het boek in je geheugen opgeslagen zodat bij het woord Bint meteen de associaties binnenstromen;, ‘Whimpysinger, De Moraatz, Neutebeum, Nittikson, Surdie Finnis […]’, ‘de klas is een wezen’ ‘de leerling moet klimmen’. Ze prikkelen je gedachten om te dwalen door de herinneringen aan je eigen schooltijd.
Bint is een boek dat je eenmaal gelezen, nooit meer vergeet.
#
Het verhaal over Bint, roman van een zender bestaat uit drie delen:
deel 1. Bint, de Rietveldstoel van de Nederlandse literatuur
deel 2. De eerste Nederlandse fascistische roman?
deel 3. Een roman als ankerpunt in je leven
Noten
[1] Zie bijvoorbeeld Anneke van Luxemburg-Albers in Betreft Bint. Bint van Bordewijk Modernistisch bekeken.
[2] Elly Kamp, ‘Meester Bint en mr. Bordewijk’. In: Literatuur 11 (1994), p.355-361.
[3] A. Saalborn houdt het op non-fictie: ‘De heer Bordewijk is een nare man, als hij schrijft: “Over Bint: alleen in het verziekte brein van een geranselde puker bestaan zulke beesten”’. Recensie in Weekblad voor gymnasiaal en middelbaar onderwijs. Geciteerd door Hans Anten, ‘Onpartijdig, voorzichtig en bekwaam. Over de kritische beginselen van F. Bordewijk’. Website: De Reactor. Vlaams-Nederlands platform voor literatuurkritiek.
[4] Interview in de Haagse schoolkrant De stokroosstem, circa 1935.
[5] Idem.
[6] Het is mogelijk dat Bordewijk deze naam (‘Clutterbuck’) ontleend heeft aan de satirische kostschoolroman Decline and Fall van Evelyn Waugh. Volgens de biografie van Elly Kamp heeft Bordewijk alle namen van de leerlingen ontleend, soms met een kleine toevoeging, aan de burgerlijke stand.
[7] Eduard van Holst Pellekaan, ‘De school van Bint’. In: De Groene, 24 september 2004.
[8] Vugs, R. [1995]. F. Bordewijk een biografie. Baarn: Atlas-Contact.