People are credulous creatures who find it very easy to believe and very difficult to doubt. [1]
Waarom geloven wij wat niet waar is?
Sporters zijn gek op eiwitten. Logisch, eiwitten zijn bouwstoffen die helpen om de spieren op te pompen. Als je genoeg oefent natuurlijk. Met mijn personal trainer (nu ja, we maakten drie maal een rondje door de sportschool) ging het gesprek al heel gauw over voeding en de hoeveelheid eiwitten die je tot je neemt. Op een bepaald moment ging het via eiwitten naar melk, niet echt een grote stap. ´Melk?!´ ´Nee, dat moet je juist niet drinken, melk is de witte sloper!´ O ja? ´Weet je dan niet dat het helemaal niet de bedoeling is dat mensen melk drinken?´ Eh nee. ´Koeien produceren alleen melk als ze een kalfje krijgen, dus…´
Thuis ging ik op onderzoek uit. Het Voedingscentrum en erkende voedingswetenschappers als Seidell en Katan zijn eenduidig: er is niets mis met melk. Melk drinken, met mate en met zo min mogelijk verzadigd vet, past uitstekend in een gezond voedingspatroon.[2]
Gerustgesteld wendde ik mij tot mijn enthousiaste gesprekspartner. Niets aan de hand, drink lekker melk, krijg je ook nog wat eiwitten binnen.
Zo makkelijk kwam ik er niet van af. Eerst werd het Voedingscentrum in de hoek gezet (‘Wordt betaald door de zuivelmaffia!´ Nee joh, die club wordt gewoon gefinancierd uit de belastinggelden. Kwam niet echt aan; nu werd de koers verlegd naar De Witte Sloper; een Amerikaans boek dat volgens het Voedingscentrum veel onzinnige beweringen uit en aan bangmakerij doet[3]. En vervolgens naar ene Pillie Willie, een autodidact op voedingsgebied, die van leer trekt tegen de witte zonde door fragmenten uit allerlei studies die zijn redenering ondersteunen, met elkaar te combineren. Het prototype van een kwakzalver aldus de Vereniging tegen de Kwakzalverij[4].
Ik raakte geïntrigeerd en zocht verder. Ik kwam een wetenschappelijk onderzoek van hoogleraar Bladergroen op het spoor[5]. Zij stelde een significant verband vast tussen melkconsumptie en een stijging van intellectuele prestaties onder leerlingen van de basisschool. ´Tsja´, zei mijn gespreksgenoot, ‘dat is ook maar een mening’ en verwees mij door naar een orthomoleculair therapeut die op haar site[6] wijst op botontkalking als gevolg van het drinken van melk (een onnavolgbare redenering die zij zelf ‘oerlogisch’ noemt).
In dagbladen zoals de Volkskrant en Trouw worden de dilemma’s van het moderne leven besproken. In de Volkskrant wordt de kennis van de lezers ingezet, in Trouw is er een expert[7] die wekelijks adviezen formuleert. Wanneer iemand in de kennissenkring iemand ontmoet met een waanidee (de aarde is niet rond maar plat, de aarde draait niet om de zon, maar het hele zonnestelsel om de aarde) is het advies klip en klaar: iemand ervan afpraten lukt niet, tegenwerpingen ketsen af op het ondoordringbare pantser van de waan, een complotdenker krijg je niet van zijn standpunt, dus spaar je energie en verander van onderwerp of zoek een andere gesprekspartner.
In praktische zin is dit een verstandig advies. Het roept wel de vraag op welke mechanismen hier werkzaam zijn. Hoe komt het dat best verstandige mensen geloven in lariekoek en niet vatbaar zijn voor kritiek? Hoe kan het dat er degelijk wetenschappelijk bewijs is en dat ik mijn gespreksgenoot niet kan overtuigen?
Heeft het te maken met het vastklampen aan je mening ook al voel je ergens van binnen dat je misschien, wellicht, toch niet helemaal gelijk zou kunnen hebben? Het voelt voor niemand fijn om je ongelijk te bekennen, in ieder geval geldt dat voor mij. Mijn zelfvertrouwen kan nog wel eens koppig zijn; is het toegeven van een fout niet een teken van zwakte of is het de schaamte om mijn ongelijk toe te geven?
Het kan ook te maken hebben met de kosten: het ruimte geven aan een andere invalshoek vergt de nodige mentale inspanningen. En in het sociale verkeer komt het soms ook aan op de nodige moed om te erkennen dat je het bij het verkeerde eind had.
Nee, dit zijn geen goede verklaringen. Mijn gesprekspartner kent, ook niet van binnen, geen snippertje twijfel. Er moet een andere verklaring te vinden zijn.
Mensen houden (soms) vast aan hun opvattingen ook al krijgen ze nieuwe informatie die hun mening weerlegt[8]. Dit effect werd aangetoond bij een onderzoek naar meningen over de griepprik. Bij een onderzoek werd gevonden dat een kwart van de mensen tegenstander was van de griepprik: zij waren de mening toegedaan dat je juist griep krijgt van de griepprik. De onderzoekers ontkrachten deze fabel door met wetenschappelijk gefundeerde informatie te komen. Na deze informatie bleek echter dat deze groep mensen nog minder bereid was zich te laten vaccineren. De informatie die de fabel ontmaskerde, versterkte het geloof in de fabel.
De werking van het geheugen speelt hier een rol bij. De ondervraagden uit het griepprikonderzoek konden de details van het onderzoek meteen na het lezen van de informatie prima reproduceren. Na verloop van de tijd echter vervaagde de kennis, het onderscheid tussen goede en foute uitspraken ging met de tijd verloren. Wat overbleef was de herinnering dat er iets was met griep en griepprik.
Mooi verhaal. Maar nee, dat kan het ook niet zijn. Bij mijn gespreksgenoot was nooit sprake van een aanvankelijk correct onderscheid tussen goede en foute uitspraken. Verder dus met zoeken.
In een ander onderzoek naar gedrag na het geven van informatie over de effecten van een vaccin tegen mazelen werd een andere factor zichtbaar. Ook hier werd deugdelijke informatie gegeven over de effecten van het vaccin. Bij de meeste ondervraagden nam deze informatie de angst weg. Bij een stevige minderheid werkte het echter omgekeerd (het zogeheten backfire-effect[9]): de informatie maakte hun weerzin tegen vaccineren juist groter.
Het is natuurlijk goed nieuws dat bij de meeste mensen het geven van correcte, wetenschappelijk onderbouwde informatie goed werkt. Maar waarom werkt het bij een niet onaanzienlijke minderheid niet? Waarom blijven ze bij hun aantoonbaar onjuiste mening?
Dat kan te maken hebben met onze manier van denken. Van nature denken we met onze intuïtie. Wanneer we een complexe handeling uitvoeren, moeten we welbewust onze ratio inschakelen. De psychologen Keith Stanovich en Richard West hebben voor de verschillende denkwijzen de termen Systeem 1 en Systeem 2 gemunt. In Nederland zijn de termen (ook aangeduid als snel en langzaam denken) verbreid door het werk van Daniel Kahneman[10].
Systeem 1 is de intuïtieve benadering, je beoordeelt informatie op je gevoel. Nu ja, gevoel. Om precies te zijn redeneren we met behulp van inductie[11]: we maken algemene regels op basis van een beperkt aantal waarnemingen. Je ziet een paar witte zwanen en dus denk je dat de volgende zwaan ook wit is.
Systeem 2 staat voor de meer wetenschappelijke benadering: je verzamelt informatie, je probeert een patroon te vinden en vervolgens trek je een conclusie die je vervolgens in de praktijk toetst.
Beide systemen hebben hun eigen waarde. Je zou geen leven hebben wanneer je niet in heel veel situaties je gevoel en je intuïtie niet zou kunnen gebruiken. Aan de andere kant moet je er niet aan denken wanneer de automonteur, de psycholoog of de dokter alleen maar met hun intuïtie zouden gaan werken.
Het gebruiken van Systeem 1 gaat van nature, het staat altijd en overal aan. Wanneer we voor een complexe taak Systeem 2 nodig hebben moeten we dit systeem bewust inschakelen. Toen in de Tweede Wereldoorlog bij de missies boven Duitsland wel erg veel Britse bommenwerpers werden neergehaald, liet de militaire top van de Britse luchtmacht een onderzoek doen naar de schade die de teruggekeerde vliegtuigen hadden opgelopen. Toen de inventarisatie voltooid was, gaven de generaals opdracht om de plaatsen die het vaakst en het meest beschadigd bleken te zijn, extra te bepantseren. Een logische beslissing, nietwaar? Maar niet volgens de wiskundigen van de luchtmacht! De wetenschappers redeneerden als volgt. De onderzochte bommenwerpers waren de vliegtuigen die het wél gered hadden. Ofwel, de schade die zij hadden opgelopen was juist niet fataal. De extra bepantsering moest daarom niet op deze plaatsen worden aangebracht, maar juist op de plaatsen waar geen enkele van de teruggekeerde bommenwerpers was geraakt![12]
Omdat Systeem 1 de standaard modus is is het logisch dat we een fenomeen in eerste instantie intuïtief benaderen. Als wij een plausibel verhaal horen dat in ons gedachtepatroon past en wij hebben vertrouwen in de bron (vaak is dat een bekende, een vriend of een familielid) dan vertrouwen wij ook de informatie. En vervolgens gaan we op zoek naar voorbeelden die het verhaal ondersteunen. Wij zijn geneigd om informatie die die visie ondersteunt en aansluit bij wat wij weten of vermoeden, te vertrouwen. Past nieuwe informatie niet in het bestaande frame dan wordt deze informatie niet toegelaten.
Systeem 1 zoekt ook naar een verhaal: we kunnen het niet laten om naar een reeks feiten te kijken zonder er een verklaring in te weven, of een logisch verband te veronderstellen. Een verklaring bindt feiten samen, maakt ze begrijpelijk en zorgt ervoor dat we het makkelijker kunnen onthouden. De neiging te denken in oorzaak en gevolg heeft een biologische basis[13].
En hier gaat het mis. Wij hebben van nature (in overeenstemming met het karakter van Systeem 1) een voorkeur voor bevestiging: we zoeken naar voorbeelden die ons verhaal ondersteunen en waarbij tegenvoorbeelden niet worden toegelaten. Het is een psychisch mechanisme: je neemt gevallen uit het verleden die je theorie ondersteunen en je noemt ze bewijzen. Een diplomaat wijst op zijn prestaties, wat hem niet gelukt is vertelt hij niet. Wiskundigen die de waarde van hun vak aanprijzen noemen voorbeelden waarbij wiskunde zinvol is, de voorbeelden waarin hun werk tijdverspilling was laten zij weg.
Bevestiging zoeken is gemakkelijk, je kunt bevestiging vinden voor zowat alles. Een reeks van bevestigende waarnemingen maakt echter onze kennis niet groter.[14] De voorkeur voor het zoeken naar bevestiging wordt aangeduid als confirmation bias[15]. Dat kan buitengewoon ernstige gevolgen hebben. Een van de beruchtste voorbeelden is de casus van de Schiedammerparkmoord. In 2002 werd Kees Borsboom voor de verkrachting en doodslag van Nienke Kleiss veroordeeld. De veroordeling blijft overeind in hoger beroep en cassatie. Uiteindelijk blijkt dat niet hij de dader is maar Wik H. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de fouten in het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Vast is komen te staan dat tunnelvisie een belangrijke rol heeft gespeeld: vanaf zijn bekentenis was Borsboom voor de rechercheurs de schuldige. Vanaf toen werd enkel gezocht naar bevestiging van deze hypothese en werden andere scenario’s buiten beschouwing gelaten. Tunnelvisie komt vaker voor in het strafrecht en dat is niet verwonderlijk. De rechter heeft een motiveringsplicht: hij moet aangeven op welke gronden hij de verdachte schuldig acht. Het gaat om de informatie die pleit voor schuld van de verdachte, niet om eventueel ontlastend materiaal. De tenlastelegging fungeert als hypothese waarbij hij op zoek gaat naar bewijzen die in overeenstemming zijn met de hypothese[16].
Wanneer je eenmaal een beeld in je hoofd hebt, ben je geneigd alleen voorbeelden op te merken die bewijzen dat je gelijk hebt. Hoe meer informatie, hoe meer je gesterkt voelt in je mening[17].
Wat we zouden moeten doen is falsificeren[18]: het bewust zoeken naar gegevens die in strijd zijn met de theorie. Zolang een theorie niet gefalsificeerd kan worden behoudt de theorie zijn geldigheid. Deze geldigheid heeft dus altijd een voorlopig karakter. Je weet met veel grotere zekerheid wat onjuist is dan wat juist is. Niet elk stukje info is even belangrijk. Net als bij ziekte. Bij medisch onderzoek kun je vaststellen dat er geen bewijs van ziekte is, je kunt echter niet vaststellen dat er bewijs is van geen ziekte (No Evidence of Disease vs No Evidence of No Desease)[19]. Non-bewijs kan soms sterker zijn dan bewijs.[20]
We zijn gevoelig voor een goed verhaal dat ook plausibel klinkt. En dan zijn we al gauw geneigd om de falsificatieregel te vergeten. Bij een onderzoek naar voorspellers van zedendelinquentie[21] is de conclusie dat de onderzochte zedendelinquenten geen duurzame volwassen relaties aan kunnen gaan omdat er sprake is van een symbiotische moeder-zoonrelatie, een veel afwezige en mishandelende vader en een sociaal trauma. Er is echter niet gecheckt of er wellicht ook evenveel niet-zedendelinquenten met een dominante moeder, afwezige vader en een sociaal trauma zijn.
Dezelfde redenering is te vinden bij een onderzoek naar waarom moordenaars moorden. Pincus onderzocht 150 moordenaars. Bijna iedereen (95%) had een hersenaandoening, een ongelukkige jeugd en een psychiatrische aandoening. En dus denkt hij een antwoord te hebben gevonden op de vraag What makes killers kill? Ook hier geldt: zijn er niet niet-moordenaars te vinden met een hersenafwijking, een ongelukkige jeugd en een psychiatrische aandoening? [22]
Het zoeken naar bevestiging lijkt een ‘natuurlijke’ werkwijze die niet alleen voorkomt onder auteurs op sociale media maar net zo goed bij artsen, juristen en onderzoekers.
We zijn vatbaar voor een verhaal dat ons gevoelsmatig raakt[23]. Of het nu de beweerde schadelijke effecten zijn van melk, E-nummers of inentingen zijn. Mensen hebben soms het gevoel (en dat wordt op internet stevig gevoed wordt met allerlei publicaties), dat het gebruik van allerhande (voedings-) stoffen niet gezond is en zelfs schadelijk kan zijn.
Je kunt dan redeneren als Brugman, wetenschappelijke studies citeren et cetera, het heeft niet altijd veel zin. Bij sommigen staat de opinie staat vast en wordt gestaafd door allerlei voorbeelden. De makke van Systeem 1 is dat het niet op zoek gaat naar de onjuistheid van de eigen verklaringen. Het falsificeren, het zoeken naar je eigen ongelijk, is bij Systeem 1 een ongewenste gast. Het bewust op zoek gaan naar gegevens die in strijd zijn met wat je gelooft vergt een bewuste actie, je moet Systeem 2 op dit punt dus echt aan zetten.
Het mooie van wetenschap (twijfelschap zou eigenlijk een beter begrip zijn) is niet zozeer dat het onderscheid maakt tussen ‘juiste’ en ‘onjuiste’ beweringen, het gaat eigenlijk niet om het weten maar om het zoeken naar het eigen ongelijk. En zolang een theorie niet gefalsificeerd kan worden, behoudt hij zijn geldigheid. Systeem 1 gelooft in absolute waarheden, Systeem 2 gelooft in zoeken.
De mythe over de schadelijkheid van melk berust op het construeren van een plausibel verhaal dat wordt ‘bewezen’ door te zoeken naar allerlei bevestigingen en waarbij het falsificatieprincipe, het op zoek gaan naar gegevens die de theorie ontkrachten, buiten de deur wordt gehouden. Het geloof wordt bovendien krachtig in stand gehouden door een gemeenschap van gelijkgezinde geloofsgenoten. Het is een gegeven dat mensen een onwrikbaar geloof kunnen blijven hechten aan elke stelling, hoe absurd ook[24].
Noten
[1] Daniel T. Gilbert, How Mental Systems Believe. 1991. American Psychologist 46 (2), 107-119.
[2] Het Voedingscentrum concludeert: Melk en melkproducten (zuivel) zijn een belangrijk onderdeel van een gezond voedingspatroon. Zuivel staat dan ook in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Voor melkproducten is de gemiddelde aanbevolen hoeveelheid 2 à 3 porties (300 tot 450 ml) per persoon per dag.D e aanbevolen hoeveelheid melk en melkproducten draagt voor circa 40% bij aan de geadviseerde hoeveelheid calcium. De rest wordt (in het Nederlands voedingspatroon) geleverd door bronnen zoals kaas en groenten. Calcium is, samen met vitamine D, belangrijk voor een goede botgezondheid en het voorkomen van botbreuken. Om voldoende calcium binnen te krijgen is zuivel en melk een belangrijke bron, die past in het Nederlandse voedingspatroon. In Nederland is zuivel bovendien een belangrijke leverancier van eiwitten, en de vitamines B2 en B12.Gebruik bij voorkeur magere en halfvolle varianten van zuivel die evenveel calcium bevatten als 'gewone' varianten, maar minder verzadigd vet. Te veel verzadigd vet verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. De Gezondheidsraad heeft in het rapport Richtlijnen Goede Voeding 2015 geconcludeerd dat het nemen van zuivel samenhangt met een lager risico op darmkanker en het eten van yoghurt met een lager risico op diabetes type 2.
[3] De site van het Voedingscentrum over Melk De witte sloper: ‘Het 336-pagina’s tellende boek is een betoog tegen de Amerikaanse promotie van melk en melk in het algemeen. Volgens Astrid Postma-Smeets van het Voedingscentrum belicht het werk het onderwerp te eenzijdig. “Hamilton noemt alleen de minder positieve punten van melk,” stelt Postma-Smeets. “Het is geen wetenschappelijke uiteenzetting van de voor- en nadelen, maar haar eigen interpretatie van informatie over de plaatselijke kranten, nieuwssites, weblogs etc.” Ook trekt ze boude conclusies. Bijvoorbeeld dat je fosfor uit melk niet nodig hebt omdat mensen al voldoende fosfor binnenkrijgen met frisdranken als cola. En hecht de Canadese schrijfster onterecht veel waarde aan de calciumparadox: onderzoeken die een verband vonden tussen het drinken van melk en botbreuken. Een meta-analyse van 6 studies uit 2011 bewijst volgens Het Voedingscentrum dat er geen relatie is tussen het drinken van melk en het risico op heupfracturen. Postma-Smeets: “De auteur citeert alleen onderzoek dat in haar straatje past.” Volgens het Voedingscentrum moeten lezers Melk de Witte Sloper vanwege de vele onzinnige beweringen met een korreltje zout nemen. “Het is vooral bangmakerij,” besluit Postma-Smeets. “Jammer, want het draagt bij aan verwarring rondom een gezond voedingspatroon. Melk is geen toverdrank, maar levert wel een aantal goede voedingsstoffen als calcium, is betaalbaar en makkelijk verkrijgbaar.”’
[4] De Vereniging tegen de kwakzalverij: ‘De website Pillie Willie (www.pilliewillie.nl) draagt alle kenmerken van een onvervalste kwakzalversite. Het meest misleidende ervan is dat allerlei onzinnige beweringen vermengd worden met op zich juiste gegevens uit de reguliere geneeskunde. Daardoor krijgt de site op het eerste gezicht een wetenschappelijk (en daardoor betrouwbaar) tintje. De Pillie Willie Koerier heeft dan ook als ondertitel: "wetenschappelijke informatie….".Maar met echte wetenschap heeft deze site niks te maken. Elk verhaal leidt uiteindelijk naar het aanbevelen van een of andere alternatieve behandelwijze, zoals orthomoleculaire geneeskunde, vitaminen en voedingssupplementen, chelatietherapie et cetera.’
[5] W.J. Bladergroen e.a.. Schoolmelk en intellectuele prestaties. 1967. Van Gorcum Assen.
[6] Oerlogisch.nl.
[7] Beatrijs Ritsema, Trouw 18 augustus 2018.
[8] Weusten, S (2017). Wij zijn slim. Amsterdam: Atlas Contact.
[9] Het effect waarbij mensen die geconfronteerd worden met informatie die de onjuistheid van hun denkbeelden aantoont, nog sterker gaan geloven in hun oorspronkelijke denkbeelden.
[10] Kahneman, D. (2011). Ons feilbare denken. 2011. Amsterdam: Business Contact.
[11] Zie bijvoorbeeld Kathryn Schulz in The Boston Globe van 13 juni 2010.
[12] Tijms, S. (2018). Toeval is altijd logisch. Amsterdam: Uitgeverij Vesuvius
[13] Taleb, N. N. (2008). De zwarte zwaan. De impact van het hoogst onwaarschijnlijke. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
[14] Het zien van witte zwanen bewijst niet dat zwarte zwanen niet bestaan. Het zien van een zwarte zwaan bewijst dat niet alle zwanen wit zijn. Je kunt zeggen welke uitspraak onjuist is, maar niet per se welke uitspraak juist is. Taleb (2008), 70.
[15] Rassin, E. Waarom ik altijd gelijk heb. Over tunnelvisie. Schiedam: Scriptum Psychologie, 2007.
[16] Rassin (2007), 97.
[17] ‘Als ik iemand een moord zie plegen, kan ik er vrijwel zeker van zijn dat hij een crimineel is. Maar als ik hem geen moord zie plegen, kan ik er niet zeker van zijn dat hij zich daaraan niet schuldig heeft gemaakt.’ Taleb (2008), 70.
[18] Het falsificatieprincipe: het zoeken naar gegevens die een hypothese ontkrachten, wordt door Karl Popper beschreven in The Logic of Scientific Discovery in 1935. De oorsprong van het falsificatieprincipe wordt verteld door Guy Verhofstadt in zijn inleiding bij de derde druk van De open samenleving en haar vijanden van Karl Popper. Verhofstadt verhaalt hoe Popper hard moest studeren om de theorieën van Einstein, Heisenberg en Bohr te kunnen begrijpen. Tijdens deze studie kwam Popper tot een geniale ontdekking: kennis groeit. Deze stelling is fundamenteel, de betekenis daarvan is dat de waarheid per definitie onbekend of op zijn minst onvolledig is. De waarheid is slechts een hypothese die stand houdt tot het tegendeel wordt bewezen. Dit is de kern van zijn falsificatietheorie. Het is een kritische methode waarbij alles aan falsificatie wordt onderworpen en waardoor de wetenschap vooruitgaat en onze kennis groeit.
[19] Zie bijvoorbeeld kankeronderzoek: de vondst van een kwaadaardige tumor bewijst dat je kanker hebt, maar als je geen tumor aantreft, betekent dat nog niet dat je met zekerheid kunt beweren dat je kankervrij bent. (Taleb, 2008, 70).
[20] Deze redenering deugt: ’Als hypothese A klopt, wordt bewijs B verwacht; bewijs B is niet gevonden, dus hypothese A klopt niet’. En deze redenering deugt niet: ‘Als hypothese A klopt, wordt bewijs B verwacht; bewijs B is gevonden, dus hypothese A klopt’.
[21] Rassin (2007), 147
[22] Rassin (2007), 148.
[23] Fictieverhalen lijken doorgaans beter te beklijven dan informatieve teksten. Ook al gaat het om foutieve beweringen. Zie: Stichting Lezen (2017). Wat doet het boek? Een onderzoek naar de opbrengsten van lezen. Amsterdam: Stichting Lezen.
[24] Kahneman (2011), 227.