Kappen met die bullshitbanen. Redt de planeet!
Cartoon Van 9 tot 5 (Dirk van de Wiel)
Bij het aanbreken van het nieuwe studiejaar paraderen de nieuwe leden van het corps begeleid door allerlei studentenliederen, door de Leidse straten. Het populairste lied wordt hartstochtelijk meegezongen: ‘Ik ben lid, lid van het corps. Ik ga later veel verdienen.’
De zangers hadden misschien nog niet gehoord van de boodschap van Rutger Bregman (‘kies niet voor het grote geld’) of zijn, dat is natuurlijk ook mogelijk, nog niet geheel overtuigd van zijn visie. Genoeg reden om de zin en onzin van Bregmans boodschap te onderzoeken.
Is het verantwoord dat we miljoenen uitgeven om onze slimste jongeren op te leiden die dan vervolgens voor duurbetaalde onzinbanen kiezen terwijl de vernieling van de aarde in de hoogste versnelling zit en uitsterving slechts een kwestie van tijd lijkt?
Voor Bregman is het geen vraag, zijn statement voor jonge getalenteerde studenten in zijn boek Morele ambitie is glashelder: kappen met bullshitbanen, zet je in voor wat de wereld nodig heeft. Denk daar nu over na want voor je het weet ben je een oude zak van boven de dertig en ben je geveld door je eerste ouderdomsziekte, angst voor verandering.
Het hebben van idealen over het redden van de planeet is niet voldoende, het moet ook nut hebben. Inspiratie vindt Bregman in het gedachtenexperiment van filosoof Peter Singer. Stel je ziet een peuter verdrinken in een ondiepe vijver. Je kijkt om je heen: niemand. Het kind kan nauwelijks het hoofd boven water houden, er is geen tijd te verliezen. Wat te doen?
Iedereen zal zeggen: springen! Maar zegt Singer, wat als je weet dat er ieder jaar miljoenen peuters sterven aan malaria, de mazelen of diarree – ziektes die prima te behandelen zijn? Is het dan niet je morele plicht om als de wiedeweerga een effectieve hulporganisatie met een relatief klein bedrag in staat te stellen het leven van ik weet niet hoeveel kinderen te redden?
Bregman toont zich hier de strenge schoolmeester, het is niet voldoende de intentie te hebben om het goede te doen, het is je plicht om je talent in te zetten op een plek waar het het meeste rendement oplevert. Hij is enthousiast aanhanger van het effectief altruïsme: niet lullen maar poetsen.
Rutger Bregman
Is het boek geslaagd?
Kun je bezwaar hebben tegen zijn oproep? Meer idealisme én meer ambitie, wie kan daar nu tegen zijn? Geweldig dus dat deze boodschap dankzij het aansprekende appel, sappig opgediende anekdotes en een gelikte PR-campagne, als een tierelier verkoopt.
Maar voldoet het boek aan de zelf gepropageerde maatstaf? En niet onbelangrijk, is het een effectieve manier om de planeet te redden?
Kunnen die toptalenten niet zelf kunnen bedenken wat ze willen met hun leven, om iets te gaan doen waar de samenleving wat aan heeft? Om een nuttig beroep in onderwijs, zorg of journalistiek te kiezen in plaats van de een of andere bullshitbaan als consultant, bankier of influencer?
En als blijkt dat dat niet voldoende gebeurt, heeft zijn bekeringsmissie dan kans van slagen? Ik heb er een hard hoofd in. Geldt voor de meeste toptalenten in de dop niet dat ze vooral bezig zijn met het ontwikkelen van hun talenten, hun positie ten opzichte van anderen, het nastreven van een carrière, kortom met het opbouwen van hun ego?
Daarna pas doemt (soms) die cruciale vraag op: ‘Is dit het nu?’ Het moment dat er ruimte komt voor het besef dat andere dingen er echt toe doen, dat je eraan toe bent je ego af te werpen en je te verbinden aan het welzijn van de gemeenschap, komt voor velen pas later in hun loopbaan.
Het boek geeft een podium aan mensen die hun werkende bestaan geheel in dienst stelden van Een Groot Ideaal – de strijd tegen slavernij, rassensegregatie, vrouwenonderdrukking -, workaholics die er hun sociale leven aan opofferden. Hoe reëel en hoe wenselijk is het net afgestudeerden op te roepen om dit na te volgen? Werkt dit niet eerder intimiderend en afstotend?
En wanneer je wordt toegesproken alsof je op de basisschool zit en de ayatollah van morele superioriteit uitlegt hoe het allemaal in elkaar zit en wat je wel en niet moet doen, is dat effectief?
Binair denker
Er zijn ook inhoudelijke vragen. Bregman is een zwart/wit-denker: het is goed of fout. Je staat of aan de goede of aan de foute kant van de geschiedenis. Met die benadering gaan niet alleen waardevolle nuances verloren, het maakt ook blind voor het gegeven dat goed soms ook fout kan zijn en omgekeerd.
Dit geldt bijvoorbeeld voor het effectief altruïsme dat thuis hoort in de stal van het zogenoemde utilitarisme: het gaat niet om intenties maar om het resultaat, het redden van vijf levens is altijd beter dan vier. Dit utilitarisme is een prima insteek om te kijken hoe investeringen renderen, wat het meeste oplevert in meetbare en onmeetbare baten.
Bregman plaatst het echter tegenover de zogenoemde deontologie die hij volledig afserveert. Bij de deontologie draait het om goede intenties ongeacht het resultaat - voor Bregman vloeken in de kerk -, het betekent bijvoorbeeld dat je tegen martelen bent ook al zou je daarmee levens redden. De kern van deontologie is dat een handeling moreel is als je wil dat ieder ander zo zou handelen. Het vormt daarmee de basis voor het idee van de universele mensenrechten met vrijheid en rechtvaardigheid als centrale begrippen.
Het is niet verwonderlijk dat in deze denkwereld ooit geopperd is om bedelaars verplicht te huisvesten en aan het werk te zetten; geen overlast meer van het gebedel voor de burgers en zwervers die zelf geld te verdienen voor kost en inwoning: een utilitaristische win-win.
Maar hoe verhoudt zo'n verplichte opname zich tot de individuele vrijheid? Het scherpt het dilemma tussen het nut voor de samenleving en het onvervreemdbare recht op vrijheid. Het laat zien dat je om moreel te handelen zowel utilitarisme als deontologie nodig hebt. Het verketteren van een van beide principes brengt ons niet verder.
Voorhoedemodel
Bregman is ook een elitair denker, hij propageert het voorhoedemodel, de leninistische opvatting waarin een kleine goed opgeleide en getrainde elite, het gestaalde kader, de massa de enig juiste weg wijst. Bij Bregman vertaalt zich dat in het aanspreken van toptalenten op de Zuidas.
Gewone stervelingen, mensen met ‘gewone’ banen of mensen die, met of zonder betaald werk, als vrijwilliger werken, ontbreken volledig in zijn verhaal. Bregmans utilitaristische argument daarvoor is dat een handjevol toptalenten grote veranderingen kunnen bewerkstelligen. Om dit te ‘bewijzen’ voert hij in zijn boek succesvolle helden uit het verleden op.
De keuze van deze strijders maakt hij vanuit de comfortabele positie van de historicus die terugkijkt, Bregman weet natuurlijk donders goed dat er tegenover deze voorvechters vele anderen waren die ook de strijd aanbonden maar om allerlei redenen faalden. Bovendien zijn er voor fundamentele maatschappelijke veranderingen behalve aanjagers ook heel veel andere mensen nodig, net als in het wielerpeloton waar de kopmannen nergens zijn zonder hun knechten, de geschiedenis is een aaneenschakeling van het optreden van sociale bewegingen inclusief helden en antihelden.
De voorkeur voor zijn focus op toptalenten heeft ook te maken met een utilitaristisch paradepaardje: de uitvinding en verspreiding van vaccins. Op dat terrein kan technologisch onderzoek inderdaad een bijzonder grote impact hebben. Maar ook hier geldt, een les uit de coronaperiode, dat technologie alleen niet voldoende is, het is ook zaak om de minds & hearts van burgers te bereiken.
A-sociaal
In het begin van het boek rangschikt Bregman allerlei banen op hun bijdrage aan de samenleving: van essentiële beroepen tot bullshitbanen. Maar dat juist die bullshitbanen veel meer verdienen dan essentiële banen met hun ziekmakende mix van werkdruk, stress en verantwoordelijkheid, zegt veel over de samenleving die dit mogelijk maakt. En over het boek dat dit aspect ernstig verwaarloost.
Als het gaat over de redding van de wereld wordt elke kritische noot over het giftige duo kapitalisme & neoliberalisme die de puinhoop in de wereld ruimhartig faciliteert en stimuleert, uit de weg gegaan. De maatschappij lijkt eigenlijk niet te bestaan, het draait puur en alleen om de aspirant helden van de Zuidas en om de Bill Gates’en van deze wereld die hun fortuinen gebruiken om goede doelen te ondersteunen. Los van de vraag hoe en waarmee zij dat geld verdienen, wordt de kwestie uit de weg gegaan of je een betere samenleving kunt ontwerpen met de paternalistische persoonlijkheidscultus van goede-doelen-suikeroompjes.
Een van de helden die Bregman opvoert is Peter Thiel, een investeerder die fanatiek tegen overheidsbemoeienis strijdt en financiële steun verleent aan politieke campagnes van Trumpachtige types. Hoe geloofwaardig is het dat deze strijder voor belastingverlaging door Bregman - in een vorig leven voorman voor meer belasting voor de rijken (‘taxes, taxes, taxes’) - als held wordt gepresenteerd?
Hij laat geheel onbesproken dat het gedrag van dergelijke filantropen elke structurele hervorming juist tegenhoudt. Armenzorg door geldmagnaten is onverenigbaar met een democratie waarin burgers bepalen hoe het belastinggeld gebruikt wordt en waarin publiekelijk verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid. Niet dat het resultaat altijd zo geweldig is, verre van dat, maar een beter model voor het kritische debat en herstel van fouten, is er niet.
Bregman drijft de spot met de duizenden zelfhulpboeken over zeven gewoontes, twaalf leefregels en dat ene geheim van een lang en gelukkig leven. Maar zoals socioloog Mark van Ostaijen terecht opmerkt, hij stapt met zijn nadruk op ‘talent’, ‘ambitie’ en het ‘moreel goede’ in de positieve psychologiefuik van ieder zelfhulpboek. Het doet wat die boeken altijd doen: het leveren van een individueel recept bij een maatschappelijk probleem. Een dergelijk zelfhulpboek werkt niet en is zelfs schadelijk. Bregmans boodschap verdient een beter boek om ook de zingende corpsstudenten te overtuigen.
###
Dit artikel verscheen eerder in Novum Magazine, juridisch maandblad van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden.