Fragment uit Tussen idealen en dwalingen

Opruiende gedachten van een professor 

Het Nederlandse onderwijs is gericht tégen leerlingen. Het is een selectiemachine die voortdurend in de weer is met leerlingen af te wijzen in plaats van goed na te denken over wat het met leerlingen wil bereiken.

 

“Het Systeem is oneerlijk en onzedelijk, het moet radicaal veranderd worden”

Psycholoog A.D. de Groot windt er in zijn boek vijven en zessen; cijfers en beslissingen: het selectieproces in ons onderwijs, geen doekjes om, hij trekt ten strijde tegen het Systeem: “Het Systeem is oneerlijk en onzedelijk, het moet radicaal veranderd worden”. Hij vindt dat docenten in het voortgezet onderwijs hun leerlingen lukraak beoordelen, hetzelfde proefwerk kan bij de ene docent een zes opleveren en bij een andere een vier. Hij komt tot de conclusie dat een docent streeft naar ongeveer 25% onvoldoendes bij een toets, ongeacht de kwaliteit van de leerlingen.

 

Hij roept daarom op tot de strijd tegen het Cijfersysteem; al doet hij in de slotzin enigszins afbreuk aan zijn eigen strijdbaarheid: “[…] ik ben zelf te druk bezet als te veelzijdig in onderwijszaken geëngageerd om hierin enige rol […] te kunnen vervullen”.

In plaats dat de school bij het begin onderzoekt of de leerlingen geschikt zijn voor de school, is de school permanent bezig om leerlingen te selecteren, voortdurend blijft een aanzienlijk deel van de leerlingen zitten op basis van krakkemikkige cijfers en beoordelingen.

 

Achter die zin had De Groot zelf met groot enthousiasme een uitroepteken geplaatst. vijven en zessen is geen wetenschappelijk getoonzet boek, de onderzoeksresultaten die hij vindt, raken hem.  De leerlingen die veel vijven en zessen scoren, wordt onrecht wordt aangedaan. Dat sleept hem mee in een emotioneel betoog doorspekt met uitroeptekens en uithalen tegen de vermaledijde Cijferterreur.

 

Het Systeem dat dit onrecht veroorzaakt, moet aangepakt worden! Hij pleit voor een Deltaplan voor het fatsoenlijk beoordelen van leerlingen!

 

Uiteindelijk leidt zijn filippica tot de eerste versie van de roemruchte Cito-toets. Ironisch genoeg gestart als instrument om de vorderingen van leerlingen in groep acht te meten, is deze toets (later onder de vlag van Eindtoets en Doorstroomtoets) verworden tot een selectie-instrument van heb-ik-jou-daar. De toets is niet gericht op het bevorderen van het leren maar op het selecteren van leerlingen voor vmbo (50%), havo (30%) en vwo (20%). Deze toets is geëvolueerd van hulpmiddel tot gesel.