Een ontmoeting in Jeruzalem

Ay Jerusalem, Jerusalem (Beatriz Gonzáles)

Hij zag er piekfijn uit. Jacquet, offwhite overhemd met een perfect geknoopte stropdas die net iets donkerder kleurde, dit alles subtiel gecombineerd met een lichtbruin vest. Te midden van zijn assistenten stond hij onder de kansel te wachten op het moment van zijn opstijgen; de muziek zette in, hij was er helemaal klaar voor, daar ging hij.

 

Dat ik die vakantie in Jeruzalem verzeild zou raken had ik niet kunnen bevroeden. Zoals altijd zag ik al snel na het vertrek van de veerboot naar Texel het witte kerktorentje in Den Hoorn opdoemen. Waarom was ik daar nog nooit geweest?

 

Al geruime tijd cultiveerde ik mijn wat eigenaardige hobby om als ongelovige kerkdiensten bij te wonen. Was dat zoals ik mijzelf wijsmaakte, om te doorgronden of de prediker van dienst een aansprekend verhaal had, of was het een verstopt verlangen naar het hoogste woord? Hoe dan ook, tijd voor een zondags bezoek aan Den Hoorn.

Den Hoorn

De site meldde dat gezien het beperkt aantal plaatsen, reservering noodzakelijk was; het antwoord op mijn mailtje – wees welkom, reserveren is niet noodzakelijk – had me aan het denken moeten zetten.

 

Zondagmorgen: uitgestorven boel, geen kerkganger te bekennen. Bij de dichte deur hing een snippertje papier: vandaag dienst in De Waal, volgende week in Den Hoorn. Gelukkig was het plaatselijke café wel open. Maar hoe moest het nu met mijn spirituele loutering? Zou er nog een alternatief zijn?

 

Farizeïsche zweetlucht

Natuurlijk! Waar anders dan in Oosterend? Het dorpje met de hoogste kerkdichtheid van Nederland en berucht vanwege de ‘farizeïsche zweetlucht’. In dit ‘Jeruzalem van het Noorden’ had de Gereformeerde Gemeente diezelfde middag nog een dienst in de aanbieding.

Uit: Scheldwoordenboek (Marc de Coster)

Het weer had zich aangepast. Onder de donkere, zware wolken haastte ik me rennend door de regen naar de gemeente. Keurig op tijd werd ik vriendelijk ontvangen door de koster, ik was welkom maar was er nog plek? De kerk was bomvol, alle reservestoelen waren al ingezet, gelukkig spotte de koster helemaal voorin nog een vrije plaats.

 

In zijn denominatie neemt de voorganger ruim tijd voor het gesproken woord. Dit keer ging het over de kunst van het nee-zeggen. Zijn boodschap was klip en klaar: zeg ‘Nee’ tegen het hedendaags hedonisme. Ook het moderne idee om meer in het hier-en-nu te leven, was aan hem niet besteed.

 

‘Kies voor de eeuwigheid, niet voor het genot van het hier en nu, onze tijd op aarde is kort, soms heel kort.’ Had hij niet vorige week op de boot een vrouw gesproken die met haar man op vakantie ging en door een tragisch ongeluk als weduwe op het eiland terugkeerde?

Predestinatie

Predestinatie

Ook onze verkleefdheid met allerhande schermpjes moest het ongelden; het dieptepunt was voor hem de ontmoeting met een vrouw - dominee leek op politici die als het in hun kraam van pas komt, altijd op het juiste ogenblik een loodgieter, timmerman of verpleegster spreken die hen sterken in hun visies - die haar kind de borst gaf terwijl zij druk aan het swipen en klikken was. Zijn therapie was simpel en doeltreffend: gooi die vermaledijde telefoon in de Noordzee!

 

Tegen allerhande verleidingen en bedreigingen moet ‘Nee’ gezegd worden. Niet alleen tegen de usual suspects als bioscoop en danssalon, maar hij haalde ook ongenadig uit naar de remonstranten.

 

Het schimpen op gelovigen die eigenlijk heel nabij staan, blijft eigenaardig. Maar verwant of niet, in deze kring koestert men zijn principes. Het draait om de wezenlijke vraag: kom ik straks in de hemel? Heeft God dat voor je geboorte bepaald of kun je die ultieme beloning als het ware verdienen door heel netjes te leven in het hiernumaals?

 

Orthodoxe calvinisten, overtuigd van de gedachte dat de mens zo diep is gezonken dat hij zichzelf niet kan redden, hangen het idee van de predestinatie aan: de uitverkiezing voor het eeuwige leven is vooraf bepaald door God.

Vloeken in de kerk

Remonstranten hanteren een optimistischer opvatting. Als je goed je best doet en je probeert je zo goed mogelijk te houden aan de ge- en verboden van het geloof, dan mag je er vertrouwen in hebben dat het wel goed komt.

 

Bovendien hanteren zij de volgende ingenieuze overpeinzing. Als je Adam, de man van de erfzonde, iedere vrije wil ontzegt dan zou hij als het ware een waterpomptang zijn, een willoos werktuig van een almachtige God. Zijn misstap, het eten van de verboden vrucht, is dan niet zíjn - willoos immers - verantwoordelijkheid zijn maar die van zijn schepper. God als afzender van de zonde, dat kan natuurlijk niet!

 

Voor dominee is dit vloeken in de kerk, hij moet niets hebben van dergelijke moeilijk doenerij, het menselijk denken schiet nu eenmaal tekort om God te doorgronden. En bovendien staat hierover niets in de bijbel. Iedereen die meer wil weten dan God geopenbaard heeft, is hovaardig. Punt uit, afgelopen.

 

Preekvaardigheid

Als een volleerd conferencier deed dominee, een gastprediker van de ‘overkant’, zijn verhaal. Hij sprak zonder een enkele verspreking, gebruikmakend van alle tips en trucs uit de preekvaardigheid  en toonde zich een meester in het hanteren van de cadans van vermaningen.

 

Zijn retorische vragen waren zo overtuigend dat ik voortdurend de neiging moest onderdrukken om antwoorden naar de kansel te roepen. Na drie kwartier vond hij het tijd voor een liedje. Hij ging zitten, zakte wat onderuit met zijn linkerarm op de kanselrand en keek dromerig over de gemeente heen.

Brede en smalle weg

Over de brede en de smalle weg

Na het pauzenummer was het gedaan met de dromerij, hij ging wederom vol op het orgel. Ten koste van mijn buurman. Die zat er allenig bij – in plattelandspaasbest: wit overhemd, verwassen spijkerbroek met gaten – en vooral ongemakkelijk.

 

Hij deed belijdenis. Voor de voorganger een uitgelezen gelegenheid om, weer - de kracht zit in de herhaling - flink uit te pakken over de aard van mens. Voor hem stond een zondig en slecht mens!

 

Hij voegde er meteen aan toe dat hij de jongeman in het geheel niet kende. Volgens zijn overzichtelijk algoritme hoef je geen belangstelling te hebben voor een mens van vlees en bloed; alle mensen zijn slecht, dus ook een jongeman die de brede weg afzweert en zich herpakt voor zijn gang op de smalle weg.

 

Voor de zekerheid benadrukte hij ook nog maar even de nietigheid van ons allemaal: ‘Er is vanmorgen niemand in de kerk die kan zeggen dat hij of zij het verdiend heeft dat U vanmorgen onder ons dak naar ons toekomt.’

Niemand? Toen de mannen met de zwarte zakken naderbij kwamen, stootte mijn buurmeisje, een jaar of negentien in hedendaagse bevindelijke kleding: hippe baret, minirok, nylons en stralend witte gympen, mij aan. ‘Hier’, zei ze, opgegroeid in de benauwde overtuiging dat een ongelovige natuurlijk geen cent over heeft voor deze gemeente, en stopte mij flink wat muntgeld toe.

 

Na afloop schuifelde ik peinzend naar de uitgang. Toen ik buiten kwam was het gestopt met regenen, op het veld achter de kerk richten de wat verlepte zonnebloemen hun koppen weer op en de wind fluisterde zacht: ‘Het is gezien.’

###